Gepubliceerd op 27-06-19

Wie zijn wij, als maatschappij?

Zegt u eens, aan wie denkt u wanneer het gaat over gezinnen van jeugdbescherming? Waarschijnlijk aan mensen uit een laag sociaal milieu, zonder werk, zonder geld, wonend in een te kleine, verwaarloosde woning. Mensen die u niet kent, gelukkig. En voor hen zijn er toch allerlei voorzieningen? Als bestuurder van Jeugdbescherming Regio Amsterdam zie ik de onwetendheid over en overschatting van de manier waarop we in Nederland oog hebben voor kwetsbare gezinnen op alle niveaus voorbijkomen. Ondertussen leiden discussies over geld ons af van de vragen die wij in plaats daarvan met elkaar moeten beantwoorden. Vragen zoals: wat voor maatschappij willen wij zijn? Hoe willen wij voor onze kinderen zorgen? En: wat vinden wij normaal?

Kinderen opvoeden is complex. Ieder van ons is zelf ooit kind geweest en iedere ouder herkent het schuldgevoel wanneer het opvoeden even niet loopt zoals je zou willen. Tegelijkertijd hebben we een duidelijk beeld van hoe goed ouderschap eruitziet en denken we te weten welke mensen er wel of niet goed voor hun kinderen zorgen. Feit is echter dat wij bij Jeugdbescherming ieder type gezin zien langskomen, van het hierboven genoemde gezin tot het welgestelde gezin met twee hoogopgeleide ouders in vechtscheiding. De gemene deler? Al deze gezinnen ervaren op meerdere terreinen problemen die leiden tot -grote- onveiligheid voor kinderen.

Bij 70% van ‘onze’ gezinnen kampt een of beide ouders met psychiatrische problematiek, dus ook die hoogopgeleide ouder. Reageert deze opmerkelijk naar een kind toe, dan beoordelen we dat als minder ernstig dan wanneer een ‘asociale’ ouder zo doet. Het idee dat ouders met een maatschappelijke status hun kinderen ernstig kunnen beschadigen, wil er maar moeilijk in. Net zoals dat we weinig oog hebben voor kinderen -vaak meisjes- die in stilte met problemen worstelen om anderen niet tot last te zijn. Wel vinden we van alles van die vervelende pestkop in de klas van ons kind. Maar spreken we de ouders die het kind mede hebben gemaakt tot wat het is, hierop aan? Nee. We laten de situatie bestaan.

Onze kijk op de werkelijkheid staat onze hulp aan kinderen in de weg. Al betekent dit niet dat we signalen niet zien. Een onderzoek onder docenten onderschrijft dit. Hen werd gevraagd aan te geven bij welk kind in hun klas, zij vermoedden dat er iets aan de hand was. Wat bleek? In 97% van de gevallen hadden de docenten gelijk. We zien het dus wel, maar weten niet wat we ermee moeten. Tegelijkertijd reageren we verbaasd wanneer de kinderen die wij negeren en aan hun lot overlaten, uitgroeien tot ongelukkige volwassenen die onze maatschappij jarenlang op allerlei fronten tijd, geld en energie kosten. Niets doen betekent wachten tot problemen als een boemerang in ons gezicht terugkomen.

Wat vinden we normaal en hoe maken we dit bespreekbaar met elkaar? Daarover moeten we met elkaar in gesprek: op het schoolplein, als professionals onderling, in de politiek. Niet om met elkaar een norm te stellen en ouders die deze niet halen, te veroordelen. Maar om ze te helpen die norm wel te halen. En geven kinderen signalen af, dan dienen we deze serieus te nemen, en móéten we handelen. Veel ouders in de gezinnen die wij begeleiden voelen zich verraden door de maatschappij, omdat zij als kind nooit die hulp hebben gehad.

We denken in Nederland al ver te zijn in onze zorg voor kinderen. Hoe kan het dan dat we wel een tijdelijk huisverbod kennen voor het mishandelen van een partner, maar niet voor geweld tegen kinderen? Waarom wordt het kind uit huis geplaatst, terwijl juist een kwetsbaar kind zijn vertrouwde omgeving en vriendjes zo nodig heeft? Waarom is het normaal dat kinderen na een scheiding van het ene huis naar het andere gaan?

We zeggen ‘zorg moet laagdrempeliger’ en ‘wijkteams moeten alles kunnen’ en ‘geen kind meer uit huis’, maar dat zijn uitingsvormen. Wat we niet zeggen is waaróm we dat willen. Daarom roep ik iedereen in Nederland -minister De Jonge specifiek- op om met elkaar eindelijk het antwoord te zoeken op vragen als: wat voor maatschappij willen we zijn en hoe passen onze kinderen daarin? Zetten we kinderen werkelijk voorop? En wat betekent dat voor wat we van ouders verwachten, en van jeugdzorg of volwassenzorg?

Hoe vullen we ons burgerschap in? Welke rechten, plichten en verantwoordelijkheden horen daarbij? Is het belangrijk dat onze kinderen al jong weten wat hun rechten zijn? Pas wanneer wij met elkaar vaststellen wat wij normaal vinden en onze maatschappij hier vervolgens werkelijk op inrichten, kunnen we een Nederland zijn waarin ieder mens telt, ook onze kwetsbare kinderen. #Hetroermoetom!

Sigrid van de Poel
Bestuurder