Gepubliceerd op 03-12-21

Top600 10 jaar: "Geen liefde op het eerste gezicht"

“Het was tien jaar geleden geen liefde op het eerste gezicht tussen Top600 en Jeugdbescherming Regio Amsterdam”, vertelt onze bestuurder Sigrid van de Poel in een column in het magazine ‘Met Zorg aangepakt’, dat verscheen n.a.v. het 10-jarig bestaan van de Top600. Ondanks de verschillen van inzicht, kwam de Top600 er toch. Gelukkig wel. Want wat begon als een verstandshuwelijk, is uitgegroeid tot een effectieve aanpak.

Van verstandshuwelijk naar succesvolle samenwerking

“Het was tien jaar geleden geen liefde op het eerste gezicht tussen Top600 en Jeugdbescherming Regio Amsterdam. Hoewel wij het plan van toenmalig burgemeester Eberhard Van der Laan om het aantal zware (gewelds)delicten in Amsterdam terug te brengen toejuichten, zagen we de uitvoering anders. Zo pleitte Van der Laan voor een aanpak gericht op het individu. Ook zag hij Top600 als een project waar bij voorkeur gespecialiseerde mensen op moesten worden gezet. Deze twee uitgangspunten stonden haaks op de transformatie die Jeugdbescherming in 2011 doormaakte, waarbij we van specialistische jeugdbeschermers, jeugdhulpverleners en jeugdreclasseerders overstapten naar generiek gezinsgericht werken met allround gezinsmanagers. De gedachte hierachter was dat alle gezinnen die bij Jeugdbescherming komen -ongeacht via welke weg- in basis worstelen met dezelfde problemen. Verder richtte onze werkwijze zich niet alleen op de jongere in kwestie, maar op het hele gezin.

Een aanpak die zich blijft ontwikkelen

Ondanks de verschillen van inzicht, kwam Top600 er toch. Gelukkig wel. Want wat begon als een verstandshuwelijk, is uitgegroeid tot een effectieve aanpak van straf en zorg, met aantoonbare impact op de high-crime in Amsterdam. Juist die combinatie van straf én kijken naar wat een pleger nodig heeft om weer mee te kunnen doen in de maatschappij, maakt de Top600 succesvol. Een grote winst, is dat de betrokken partners elkaar goed hebben leren kennen. We zijn naar elkaar toegegroeid in een werkwijze die ieders stempel draagt.

Zo is er meer oog gekomen voor het netwerk waarbinnen plegers opgroeien, inclusief aandacht voor broertjes en zusjes. Vanuit die gedachte is ook de Top400 ontstaan, waarbij we in een vroeger stadium aansluiten bij gezinnen en zo nog meer focussen op preventie.

Andersom heeft Jeugdbescherming uiteindelijk inderdaad een speciaal Top600-team ingericht. Al legt de reden waarom voor mij vooral een verbeterpunt bloot: ons jeugdstrafrecht is zo ingewikkeld dat je inderdaad een expert op het gebied van wetgeving moet zijn, om alle ins en outs te kennen. Terwijl niet de complexiteit van ons jeugdstrafrecht leidend zou moeten zijn: de problemen van kinderen en de gezinnen waarin zij opgroeien horen leidend te zijn in dat wat we vragen aan kennis en expertise van onze professionals. En die problemen, zo bevestigt onderzoek naar de Top600, zijn voor jongeren binnen de jeugdreclassering en jeugdbescherming inderdaad hetzelfde: velen groeien op in een omgeving van huiselijk geweld of kindermishandeling en met een rits aan hulpverleners.

Precies daarom blijven wij pleiten voor transparante wetgeving, een andere inrichting van de strafrechtketen en een generieke aanpak waarbij we met elkaar om gezinnen heen staan om dat te doen wat nodig is.

Iedereen een hoek

Mijn toekomstwens voor Top600? Dat deze lijst ooit overbodig wordt omdat we ingrijpen, ver voordat situaties binnen gezinnen escaleren. Dat we ons als maatschappij niet langer laten verrassen door jeugdige plegers die ‘uit het niets’ een zwaar delict lijken te plegen, maar ons bewuster worden van onze gezamenlijke taak om kinderen te beschermen tegen huiselijk geweld of kindermishandeling. Want dát zijn de risicofactoren waar we alert op moeten zijn, willen we geweld in de toekomst voorkomen. Dit kunnen we alleen samen, met de hulp van de hele maatschappij. Of zoals Eberhard Van der Laan tijdens een overleg over criminaliteit ooit zei: “We zitten hier aan een grote tafel. Als je die door het raam wilt gooien, lukt dat niet. Maar als we allemaal een hoek pakken, ligt hij zo buiten.”